Bahasa Indonesia - Nederlandse Taal
G
woordenboek, vertalen, betekenis, kamus, nederlands, belanda, indonesisch, maleis, bahassa, getallen, bilangan, dagen, hari, uitspraak, pemberitahuan
mensen uit Bali

A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Z
gaaf = mulus
gaan = pergi
gaar = matang
gal = empedu
gang = lorong
gangbaar = lazim
gans = angsa
gapen = menguap
garanderen = menanggung
garantie = jaminan
garen = benang
garnaal = udang
garnalenpasta = trassi
gast = tamu
gat = lubang, ceruk
gebak = kue
gebakken rijst (nassi) = nasi goreng
gebaren = gerak-gerik
gebaseerd op = berdasarkan
gebatikt worden = dibatik
gebeente = tulang
gebeurd = terjadi
gebeurtenis = peristiwa
geboren = dilahirkan (lahir)
gebouw = gedong
gebrek = cacat

gebroken = patah
gebruiken = gunakan, memakai
gebruikt = digunakan
gecompliceerd = simpang siurnya
gedaante = wujud
gedachte = pikiran
gedeeld = dibagi
gedeelte = penggal
gedenken = mengenang
gedicht = sajak, sair, nalam
gedoofd = padam
gedrag = olah
gedroogd (in de zon) = dijemur
gedrukt = dicetak (mencetak)
geduld = sabar
gedurende = selama
gedwongen = terpaksa
geel = kuning
geen = bukan
geest = ruh
geestdrift = semangat
geestelijk = rohan
geestig = petah
gegiste sojabonen = oncom
gegroefd = kerutut
gehaast = tergopoh
gehakt = cincang
geheel = antero
geheim = rahasia
geheugen = ingatan
gehucht = dukuh, dusun
gehuwd = kawin
geit = kambing
gek = gila
gekend = dikenal
gekocht worden = dibeli
gekookt = godok
gekruid = pedas, berbumbu
gekruld = keriting
gekwetst = sakit hati
gekwetst zijn = tersinggung
gelaat = wajah
geld = uang, duit
gelden = berlaku
geldig = berluka
geldigheidsduur = masa berlaku
geleden = yang lalu
gelegen = terletak
gelegenheid = peluang
gelieve = hendaklah
gelijk = bagal, sama
gelijk aan, hetzelfde als = sama dengan
gelijke = banding
gelijkstellen = menyamakan
geloof = percaya
geloven = mengira
geluid = bunyi
geluk = untung
gelukkig = sehat
gemakkelijk = mudah, gampang
gember = jahi, jahe
gemeente = haminte
gemeentehuis = balai kota
gemengd = dicampuri (campur)
gemiddeld = rata-rata
geneeskunde = ketabiban
genegen = sudi
genezen = mengobati, sembuh
genieten = menikmati
genoeg = cukup
gepast = layak
geprikkeld = tergugah
gerecht = hidangan
gereed = seja
gereedmaken = menyediakan
gereedschap = alat
gereserveerd = pesanan
geroddel = gunjing
gerookt = diasap
geroosterd = dipanggang
geruchten = desas-desus
gescheiden, verwijderd = berpisah
geschenk = hadiah
gescheurd = cabik
geschiedverhaal = hikayat
geschikt = cakap
geschiktheid = kecakapan
geschil = guam, cedera
geschoold = berpendidikan
gesloten = tutup
gespannen = regang
gesprek = percakapan
gesprek voor rekening beller = collect call
gestampte kleefrijst met klapa = ondos
gestoofd = disemur
getal = bilangan
getalenteerd = berbakat
getatoueerd = bercacah
getiteld = berjudul
getuige = saksi
geul = alur
geur = bau, harum
geuren = mewangi
gevaar = bahaya
gevaarlijk = berbahaya
gevangene = tahanan
gevangenis = penjara
geven = beri, memberi, kasih
gevestigd = mapan
gevoelig = peka
gevoelloos = lasa
gevolg = konsekwensi, iringan
gevonden = ketemu
gewassen = dicuci
geweer = senapan
gewicht = bobot
gewond = luka
gewoon = biasa
gewoonlijk = biasanya
gezag = kuasa
gezamenlijk = serentak
gezant = duta
gezegde = ujar
gezegend = berkat
gezond = sehat
gezond(heid) = kesehatan
gezouten vis = ikan asin
gezwel = bengkak
gif = persenan
gift = derma
gillen = memanggil
gisteren = kemarin
glad = licin
glans = marak
glas = gelas
glimlachen = tersenyum
god = dewa
goddank = syukurlah
godin = dewi
godsdienst = agama
goed = baik
goede reis (tegen reizigers) = selamat jalan
goedemorgen = selamat pagi
goedenavond/ goedenacht = selamat malam
goedendag = selamat siang
goedenmiddag = selamat sore
goedkoop = murah
golf = ombak
golven = gelombang
gooien = lempar, melemparkan
goot = saluran
gordijn = tabir, tirai
goud = emas
graad = derajat
graat = duri-ikan
gracht = parit
graf = kubur
grafbezoeken = ziarah(berziarah)
gramatica = tata bahasa
grapjes maken = bergurau
grappenmaker = badut
grappig = menggelikan
gras = alang-alang, rumput
gratis = cuma-cuma
graven = menggali
grens = batas
griep = flu
grijpen = menjabat, memegang
grijs = abu-abu, kelabu
grimmig = garang
groeien = tumbuh, menumbuh
groen = hijau
groente = sayur
groenteschotel = gado-gado
groep = regu, pasukan, golong
groet = salam
groetjes doen = kirim salam
grof = kasar
grondstof = bahan
groot = betung, besar
grootgebracht = dibesarkan
grootst = paling besar
grot = gowa
groter = lebih besar
gruis = abuk
gruwelijk = kengerian