cabang = tak
cabar = laf
cabik = gescheurd
cabul = onzedelijk
cacat = gebrek
cacing = worm
cadangan = voorraad
cahaya = straal
cais = teugel
cakap = geschikt
cakap = capabel
cakar = klauw
cakram = schijf
calar = schram
calon = kandidaat, aspirant
camar = meeuw
cambuk = zweep
camburu = jaloers
canang = bekken(muziek), alarm
canda = plagerij
canggung = onbeholpen
cangkir = beker
cangkul = schoffel
cantik = aantrekkelijk, charmant
canting = potje m touwtje
cantol = haak
cap = afdruk
capai = moe
capek = moe
capik = lam
capuk = pokdalig
|
cara = manier
cara Belanda = op z'n Nederlands
carut = obsceen
cat = verf
catat = noteren
catatan = aantekening
catu = rantsoen
catus = aansteker
catut = nijptang
cawat = schort
cedera = beschadigd
cedera = geschil
cekat = handig
cekcok = ruzie
cela = smet
celaka = fataal
celana = broek
celeng = zwijn
celengan = spaarpot
celurit = sikkel
cemas = bang
cemburu = jaloers
cendekia = scherpzinnig
cendol = sv drank
cengcong = drukte
cengkerik = krekel
cenkadu = sprinkhaan
cepat = snel
cepo = platzak
cerah = vrolijk
ceramah = lezing
cerdik = slim, intelligent
ceret = ketel
cerewet = kletskous
cerih = bezinksel
cerita = verhaal
ceritakan = vertellen
cermat = sekuur
cermin = spiegel
|
ceroboh = slordig
cerobong = schoorsteen
ceruk = gat
cewek = vriendin
cicak = muurhagedis
ciduk = schep
cih = foei
cincang = gehakt
cincin = ring
cinta = liefde
ciri = kenteken, kenmerk
cis = buks
cita-cita = ideaal, aspiratie
ciuman = kus
coba = proberen
cocok = passend
coklat = chocolade, bruin
collect call = collect call
congkak = verwaand
contoh = voorbeeld
corong = trechter
cowok = jongen
cuaca = klimaat
cucian piring = afwas
cucu = kleinkind
cuk = klok
cuka = azijn
cukai = belasting, accijns
cuki = kut
cukup = voldoende
cukup = genoeg
cukupan = mild
culas = achterbaks
cuma = slechts
cuma-cuma = gratis, tevergeefs
cumi cumi = inktvis
curang = vals
curat = tuit
curiga = achterdochtig
cuti = verlof
|
|