laba = winst, baat
labah-labah = spin
laci = lade
lada = peper
ladah = smerig
ladang = akker(droge)
lagi = weer
lagi pula = bovendien, alsmede
lagipula = bovendien
lagu = lied
lahir = uiterlijk
lai = vel
lain = anders
laki-laki = mannelijk
laksamana = admiraal
laksana = manier
laku = ingang vinden
lalai = nalatig, achteloos
lalat = vlieg
lalu = daarna
lalu lintas = verkeer
lalulintas = verkeer
lama = oud
lambang = symbool
lambat = laat
lampau = voorbij
lampu = lamp
lampu belakang = achterlicht
lancang = vrijpostig
lancar = vlot
lancip = puntig
langit = hemel
langit-langit = plafond
langkah = stap
langsung = slank, meteen
lanjut = vervolg
lantai = vloer
lantai dasar = begane grond
lantas = dadelijk
lap-tangan = handdoek
lapangan = veld
lapangang = plein
lapar = honger
laporan = verslag
larang = verbieden
larangan = verbod
lari = rennen
|
larut = laat
larut malam = laat in de nacht
lasa = gevoelloos
laskar = leger
latar belakang = achtergrond
latihan = oefening
lauk pauk = bijgerecht, toespijs
laut = zee
layak = gepast
layar = beeldscherm
layu = wegkwijnen
lazim = gangbaar
lebar = breed
lebat = dicht
lebih = meer
lebih baik = beter
lebih besar = groter
lebih dulu = eerder
lega = ruim
leher = hals
lekas = vlug
lelah = vermoeid
lemah = zwak
lemak = vet
lemari = kast
lemari besi untuk bagasi = bagagekluis
lemas = slap
lembab = vochtig
lembah = dal
lembar = bladzijde
lembut = week
lempar = gooien
lempeng = plak
lengan = arm(ledemaat)
lengang = eenzaam
lengkap = compleet, volledig
lensa = lens
lepas = los
lepas tangan = afblijven
lepuh = blaar
lerbelakang = achterste
lesu = moe
letak = ligging
lewat = langs, via
lezat = heerlijk
liar = wild
libih kurang = circa
libur = vrij, vakantie
liburan = vakantie
licin = glad
lidah = tong
|
lihai = sluw
lihat = zien, kijken naar
lilin = kaars
lima = vijf
limau = citroen
limbah = afval
limbahan = afvalprodukt
lindung = beschermd
lingkung = omtrek
lingkungan = buurt, milieu
linglung = verstrooid, in de war
lintah = bloedzuiger
lisan = mondeling
lisong = sigaar
lobang = kuil
lodeh = zacht gekookt
logam = metaal
logat = dialect
logat = accent(tongval)
lokakarya = workshop
lokal = lokaal
loncat = springen
lonceng = klok, bel
longsor = verzakken
lonjak = sprong
lonjong = ovaal
lorong = gang
losin = dozijn
luap = overlopen
luar = buiten, besteding
luar negeri = buitenland
luar-biasa = uniek
luas = ruim
lubang = gat
lubuk = kuil
lucu = leuk
luka = wond, gewond
lukisan = schilderij
lulus = slagen
lumayan = aanzienlijk
lumayan = nogal
lumpur = modder
lunak = zacht, flexibel
lunas = afbetaald
lupa = vergeten
lurah = dorpshoofd
lurus = recht
lusa = overmorgen
lutut = knie
luwes = soepel
|
|